Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt,
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind,
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad,
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens:
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat ‘n man, alleen maar één man, dat één mens, ‘n mens zo liefhad: als ik jou!
Ontleend aan: Verzamelde gedichten van Hans Andreus